Deel dit artikel:

De 1000 km voor Kom op tegen Kanker blaast je van je sokken

Ik ben wel al eerder met traantjes over een finish gereden. Tranen van vermoeidheid, van te diep te zijn geweest, van opluchting, van blijdschap. Maar nog nooit voelde ik wat ik voelde toen ik op de laatste dag van de 1000 km voor Kom op tegen Kanker de markt van Mechelen op reed. Pure ontroering. Die 1000 km is een emotionele rollercoaster die dagen nazindert.

Twee dagen reed ik mee als wegkapitein bij de 1000 km. Op zaterdag en zondag. Twee dagen kwamen mensen spontaan hun verhaal vertellen. Het ene moment rij je naast iemand die een vriend verloren heeft aan kanker en zijn foto op zijn fietskader heeft gehangen. “Vorig jaar stond hij nog met zijn rolstoel aan de finish. Enkele dagen later is hij overleden.” Het andere moment moedig je een jonge vrouw aan die dreigt te kraken op een helling. “Mijn moeder geeft niet op, dus ik ook niet.” Blijkt dat mama terminaal ziek is. Te ziek om haar dochter op te wachten aan de finish. Als je zoiets hoort, dan slik je en beeft je stem.

Pionier

Uiteraard kende ik de 1000km, maar ik had er nog nooit deel van uitgemaakt. Eenmaal gebeten door de sfeer van het peloton, laat het je blijkbaar niet meer los. Ik ontmoette er mensen die al vaker mee fietsten. West-Vlaming Nick Holvoet was er al bij tijdens de eerste editie. Zijn vader leed aan kanker, maar krabbelde gelukkig overeind. Nick richtte team Olgha op, motiveerde familie en vrienden en staat al tien jaar aan de start. “Die eerste keer reden we nog zonder wegkapiteins en regelden we zelf aan welke snelheid we reden.” Dit jaar reed hij met een fors team en vergezelde ook zijn dochter hem. Heel veel mensen rijden de 1000 km helemaal in hun eentje uit. Anderen verdelen de afstand en worden na 125 of 250 km afgelost door een teamgenoot. Het meest was ik onder de indruk van een groep uit Bilzen. Die stonden aan de start met 20 teams. Als je weet dat elk team 5000 euro moet inzamelen voor Kom op tegen Kanker, dan weet je dat zij samen 100.000 euro over hadden voor hun vierdaagse door Vlaanderen. Blijkbaar hebben ze een goede ziel in hun midden die zich het hele jaar door bezig houdt met sponsors aanspreken en eetfestijnen organiseren. Dit jaar zamelden alle deelnemers samen een recordbedrag van 5,7 miljoen euro in voor het onderzoek naar kanker.

No mercy

Cavalier seul of onderweg met teamgenoten, onderweg praatte iedereen met iedereen. En niet alleen over koetjes en kalfjes. Ik schrok van de openheid in het peloton. Ik hoorde naast verhalen over kanker ook vertellen over vechtscheidingen, zelfmoord van een kind, burn-out. Harde verhalen, maar zonder medelijden te vragen.

Selfies

Dit evenement leent er zich gewoon toe om over de kwetsbaarheid van het leven te vertellen. Omdat het je motivatie duidt en wederzijds respect creëert. Tuurlijk werd onderweg ook genoten van het fietsen, het weer en de omgeving. De 1000 km is een belevenis. Je krijgt niet elke dag de kans om in het midden van een gewestweg te rijden. Het meest unieke dit jaar vond ik de passage in Zaventem. We kregen uitzonderlijk toegang tot de luchthaven en mochten met ons hele gevolg via een dienstweg door het domein rijden, dichtbij de landingsbanen. In een peloton is het altijd gevaarlijk om je GSM boven te halen, maar de meeste mensen konden het niet laten om een selfie te nemen zo dichtbij de vliegtuigen. Begrijpelijk.

Perfecte organisatie

Het is niet zo dat alle deelnemers van de 1000 km samen rijden. Iedereen is naargelang zijn niveau verdeeld over een van de negen pelotons die 24, 27 of 30 per uur rijden. Zo’n peloton is een geoliede machine. Op kop rijdt een auto zodat je geen gps nodig hebt. Erachter twee kapiteins die het tempo aangeven. Een groepje mobiele seingevers op de motor zet elk kruispunt en elke zijweg af of houdt tegenliggende auto’s tegen zodat we nergens moeten stoppen. Beetje het gevoel dat heel Vlaanderen stilgelegd wordt voor ons goede doel. Het privilege van een World Tour wedstrijd, maar dan zonder te koersen. Achteraan het peloton rijdt nog een auto met de rode vlag en een materiaalwagen. Op die manier moet het peloton nooit stoppen bij pech. Wie lek rijdt, krijgt onmiddellijk een ander wiel. In de materiaalwagen wordt dan een nieuwe binnenband gestoken. Het wiel wordt opnieuw geruild op de volgende bevoorradingspost. Een wegkapitein en een motor zorgen er samen voor dat de deelnemer snel weer kan aansluiten bij het peloton. Ook ik moest enkele keren een deelnemer terugbrengen. Dat is keihard trappen om terug bij het peloton te geraken. Gebeurt dat een paar keer kort na mekaar, dan hangt je tong al snel op je knieën.

Duwtjes in de rug

Soms gebeurde het ook wel eens dat een deelnemer meerdere keren aan de kant stond. Slecht onderhouden materiaal. Versleten tandwielen. Een ketting die al lang vervangen had moeten worden. Onbegrijpelijk dat mensen aan zo’n avontuur beginnen zonder hun fiets goed te controleren. Het maakte er de job van wegkapitein niet gemakkelijker op. Niet iedereen stond even getraind aan de start. En vooral over die mensen moet je je als kapitein ontfermen. Een duwtje geven als het even niet meer gaat. Al vertaalt dat “even” zich soms als “twintig kilometer lang.” In de groep zakte een lieve jongeman constant weg. Ook al bracht je hem terug, opnieuw viel er een gat. Te weinig getraind. Te veel rugpijn. Hij wou continu opgeven. Maar hij hield vol op karakter. Ik bleef tot Oudenaarde, onze bestemming, aan zijn zijde. Ik wou dat hij de kick voelde van aan te komen tussen honderden toeschouwers. Achteraf kwam hij me een kus geven. Dat hij het zonder me niet had gered. Dat hij had zitten huilen op zijn fiets. Dat ik dat wellicht niet had gezien? Tuurlijk had ik dat gezien. Ik kreeg er zelf een krop van in de keel. Niet iedereen liet zich gewillig duwen. Ik snap dat een man die door een vrouw geduwd wordt wat gevoelig ligt. Elke deelnemer wil het op eigen houtje kunnen. Maar die luxe is er niet altijd. Een peloton rijdt op een strak tijdschema en kan niet wachten op een enkeling voor wie het te snel gaat. Wie helemaal door het ijs zakt, moet de volgwagen in. Op zondagmiddag waren er heel wat mensen die het moeilijk hadden. We reden vanuit middagstad Oudenaarde door de Vlaamse Ardennen, Henegouwen en het Pajottenland. Klimwerk dus. Bij temperaturen van boven de 30 graden. Gelukkig had de organisatie extra waterbedeling voorzien, maar dan nog moesten meer mensen dan anders geduwd worden.

Kabouters

Op een helling, terwijl ik voor de zoveelste keer voor twee trapte, voelde ik plots mijn benen vollopen. Nog even en ik schoot in een kramp. Gelukkig hadden andere deelnemers het door en namen ze het duwwerk zonder klagen van me over. Ook VRT-journalist Bart Schols kwam letterlijk een handje toesteken. Die samenhorigheid zal me eeuwig bijblijven. Geen haantjesgedrag. Geen “zie me eens sneller dan de rest naar boven vlammen”, maar zorg voor anderen. Wat ik ook nooit zal vergeten zijn de supporters onderweg. Elke peloton heeft zijn harde supporterskern. Groepjes die verschillende keren per dag opduiken langs de weg. Met spandoeken, muziek., gepersonaliseerde t-shirts. De leukste vond ik de twee mannen die verkleed als kabouters aan het dansen waren. “Hey ho, hey ho, je krijgt het niet cadeau.”

Mensenkettingen

In de middagsteden waar elk peloton rust hield voor een lange middagpauze, was het drummen van de toeschouwers. Lange mensenkettingen met de handen hoog in de lucht. Juichen. Roepen. Lachen. Soms ook huilen. Iedereen heeft een persoonlijk verhaal dat met kanker te maken heeft.

Tranen met tuiten

Ook dorpen waar we niet stilhielden en gewoon passeerden hadden een extra inspanning gedaan. Zo passeerden we De Pinte waar kilometerslang vlaggetjes waren opgehangen en het halve dorp in het centrum was samengekomen om ons aan te moedigen. Al die moeite voor een paar minuutjes plezier. We waren vooraf ingelicht en lieten de deelnemers die uit De Pinte kwamen op kop van ons peloton rijden. Ze verlieten lachend en huilend tegelijk hun thuishaven. Eentje had vooral uitgekeken naar de aanmoedigingen van zijn zoon, die vorig jaar een zwaar fietsongeluk had. Hij wees naar zijn voeten. “De gelukssokken van mijn zoon. Hij stond erop dat ik ze zou dragen.” Ook individuen moedigden ons aan. Weinig gemor bij de auto’s die stil moesten staan aan de kant van de weg voor ons. De meesten lieten hun raam zakken om ons toe te juichen of claxonneerden luid. Mensen kwamen uit hun huizen met kinderen op hun arm om te zwaaien. Iemand had zijn tuinslang boven gehaald om ons verkoeling toe te brengen. Eén keer stond een vrouw huilend aan haar voordeur. “Dank u, dank u, dank u!” Geen idee wat haar pijnlijke band is met kanker, maar het raakte ons allemaal diep.

Merci!

Kortom, met al die emoties als bagage kwam op zondagavond Mechelen in zicht. Toevallig waren wij het laatste peloton dat de markt op reed. Eerst lieten we de deelnemers voor. Wij als wegkapiteins kwamen als allerlaatsten. En toen overviel het me. De mensen die “merci” riepen. Naar ons wuifden. Weerman Frank Deboosere, die peter is van Kom op tegen Kanker, die ons persoonlijk stond op te wachten. De families van deelnemers die hun vader, dochter of echtgenoot om de hals vielen. Soms zag ik bleke vrouwen met een sjaal rond het hoofd. Mensen met kanker. Maar stralend aan het lachen. Voor hen hadden we samen afgezien. En toen kwamen ook bij mij de tranen.

Wegkapiteins, de gewaardeerde hekkensluiters van de 1000 kilometer.

Met dank aan Futurum Quality Gear, partner van deze blog.

NEW IN!

T-SHIRT

FIRE 4 YR RIDE