Deel dit artikel:

Hoofd en benen (part 2)

Frederik Backelandt is hoofdredacteur van Grinta! en fervent fietser. Dit jaar wilde hij wel eens een aantal keer langsgaan bij de sportpsycholoog. “Uit nieuwsgierigheid en vooral omwille van het besef dat de mentale factor bij de sporter cruciaal is.” Eva Maenhout zegde haar medewerking toe. Hieronder: de tweede etappe in ‘Project Kopkracht’. 

Kopkracht heb ik nodig. Simpel. Een gebrek aan mentale weerbaarheid, da’s mijn zwakte. Daar was ik voor de start van mijn fietsjaar al van overtuigd. Als ik die zelf niet kan genereren, dan moet een ander mij maar bij m’n nekvel pakken en me wakker schudden. Sportpsychologe Eva stond en staat voor een moeilijke opgave. Weinig zelfvertrouwen is de rode draad door mijn fietsbestaan. Hoe kan ik het verhelpen? Dat was de hamvraag. “Door eerst jezelf te leren kennen. Door je sterktes maximaal te benutten en aan je zwaktes te sleutelen, kan je sterker in je hoofd worden.” Dat zei ze. Klonk als muziek in de oren. Vandaar het onderwerp van de tweede visite bij de sportpsychologe: wie ben ik?

Om te weten te komen wie je bent en wat voor persoonlijkheid je hebt, heb je hokjes nodig. Een soort classificatiesysteem dat het ons makkelijk(er) maakt om de verschillende persoonlijkheidstypes te herkennen en beschrijven. En die systematiek is er. Twee dames hebben die ontwikkeld op basis van de psycholoog Carl Gustav Jung, zelf leerling van de heer Freud. Katharine Cook Briggs en haar dochter Isabel Briggs Myers bepaalden zestien verschillende persoonlijkheden. Zestien. Best weinig, vind ik. Elke persoonlijkheid wordt bepaald door hoe jij je positioneert op vier assen. Het zijn vier assen met telkens twee uiterste polen. Een mens helt telkens over naar één van de polen. Samen definiëren ze dan een persoonlijkheid.

De test zelf is boeiend. Eerst vul ik een vragenlijst in. “Niet denken. Gewoon het eerste antwoorden dat in je opkomt”, aldus Eva. Meteen een moeilijk begin voor mij aangezien ik elke vraag rationeel benader en ‘correct’ wens te beantwoorden. Intuïtief antwoorden lukt me blijkbaar niet. Na de schriftelijke zelfinschatting, volgt de mondelinge bespreking. Eva stelt ettelijke, alledaagse ‘situaties’ voor en gaat na hoe ik zou (re)ageren. Daarop moet mijn ‘positie’ in de vier dimensies van Myers & Briggs duidelijk worden. Om een lang verhaal kort te maken: ik hel over naar de Introversion-, Sensing-, Thinking- en Judging-polen. Dat maakt van mij een ‘plichtsvervuller’. Kortom: ik heb een ISTJ-persoonlijkheid. Wablieft?

Gelukkig is er het wereldwijde web waar ik een beschrijving vind van een ISTJ-persoonlijkheid: “Serieus en rustig, geïnteresseerd in veiligheid en een vredig bestaan. Uiterst grondig, verantwoordelijk en betrouwbaar. Goed ontwikkelde concentratie. Gewoonlijk geïnteresseerd in de ondersteuning en het uitdragen van tradities en de gevestigde orde. Goed georganiseerd en een harde werker. Zij werken standvastig richting vastgestelde doelen. Ze kunnen gewoonlijk alles bereiken wat zij zich als doel hebben gesteld.” Goede dingen allemaal. En het klopt ook wel. In grote lijnen. Maar waar zitten de zwaktes? Die zijn er wel degelijk. Geprojecteerd op een wedstrijdsituatie, zou ik te weinig initiatief nemen. Ik ben te gereserveerd, ben te afwachtend, koers met te weinig lef. Stel je voor: de hoofdredacteur van Grinta! toont te weinig grinta! Ik mag het niet hebben gedroomd.

Daar moet dus aan gewerkt worden. Maar hoe? In de wedstrijden zelf moet ik het maar ‘ondervinden’. Ik moet mezelf prikkelen en niet voortdurend rondrijden met de idee dat ik de enige op de wereld ben die ‘afzie’. Ik moet ophouden met te geloven dat ik bij een zweetdruppeltje meer of minder tegen de muur ga lopen. Als je dood zit, moet je nog eens gaan. Want de kans is niet onbestaande dat de rest doder zit. Komt die wijsheid niet van Briek Schotte? Waarom fiets ik in de laatste kilometer van de wedstrijd in Roborst met een jongen in het wiel naar de finish? Waarop hij me dan in de laatste meters uit het wiel kletst. Zonder dat ik ervoor gestreden heb. Het leverde hem bloemen op, mij een tweede plaats. Ik moet meer killer worden. Ik moet in en naast de koers af van die verlammende dwanggedachtes. Ik moet me smijten. Knallen! 100% ervoor gaan. Dat telt. Loopt het mis, dan loopt het mis. Maar dan weet je alvast zeker dat je er alles voor hebt gegaan.“100% counts”, zegt ene Fabian Cancellara. Ik heb dat motto intussen al op mijn tijdrithelm laten aanbrengen. Nu moet ik er maar eens wat mee aanvangen. En nu ik erover nadenk: ik heb twee keer serieus afgezien in mijn ‘fietscarrière’. En net in de twee wedstrijden die ik ooit heb gewonnen. Nu ik erover nadenk: dat kan geen toeval zijn. Wordt vervolgd.

PS: Bij nalezing van deze blog, wees Eva me fijntjes op het feit dat ‘moeten’ ettelijke keren in de laatste alinea voorkomt. “Misschien moet je af van het ‘moeten'”, liet ze me weten. Alweer iets om over na te denken.

Meer info over mental coaching: www.maenhoutperquy.be