Deel dit artikel:

Luik-Bastenaken-Luik: Waar Vlaamse hellingen niet meetellen

Met 275 kilometer en 4.500 hoogtemeters profileert La Doyenne zich niet alleens als oudste, maar eveneens als lastigste van alle klassiekers. Van Luik naar Bastenaken en weer terug loopt de weg geen meter vlak, stuur je door het natuurschoon en krijg je een aartslelijke finale dwars door het industriële verleden van Luik voorgeschoteld. Al heb je op dat moment andere zorgen.

Met zes stoere mannen besloten we eind 2017 de Luik-Bastenaken-Luik Challenge te rijden. Dat varkentje zouden we nog wel even wassen, drie weken na de Ronde. Steve kreeg het echter op zijn heupen (letterlijk) en moest forfait geven. Kristof, de link tussen de overige dapperen en mezelf, dook tijdens de voorbereiding een gracht in en brak zijn schouder. En dus zit ik op zaterdagochtend iets na vijven met Kurt, Nico en Jasper in een vakantiehuisje nabij Luik. Vier mannen getooid in koersbroek en zweethemdje, aan een te kleine ontbijttafel. We kennen elkaar via Strava en WhatsApp. We hebben een digitale band en delen de passie voor de fiets. De gesprekken lopen vlot, de taal van de fiets blijkt eens te meer universeel. De keukentafel geurt naar havermout en pannenkoeken want ook dat blijkt een gedeelde gewoonte. Kurt heeft er elf bij, ze waren toch in reclame. “Eentje voor elke helling”, grap ik. Complete onzin zal later blijken, maar dat besef ik op dat moment nog niet. In de wagen naar de Halles des Foires in Luik, wordt verder niet veel gezegd. Stress wint het van de taal van de fiets.

Grote jongens aan een klein ontbijttafeltje. Grote honger, kleine hartjes.

Vijf procent is niet bergop

Nog voor zeven uur rijden we samen de mat van de tijdsregistratie over en start ons avontuur. Als we slagen in ons opzet wordt het voor ons vier de langste en wellicht ook zwaarste rit op de erelijst. Bij de start laat de zon reeds in haar kaarten kijken, al is de départ in Luik verder weinig sfeervol. In niks te vergelijken met de fanfares en hordes supporters die ons drie weken eerder in Antwerpen toejuichten. Luik hult zich in stilte met een pak verkeerslichten, weinig politie of stewards en slechts enkelingen op weg naar – wat ik veronderstel – een bakker. De stad ligt niet wakker van enkele duizenden die dit Monument willen fietsen. Op weg naar de start verdwalen we met ons groepje zelfs eventjes. Van bij die start van de profs gaat het trouwens een paar kilometer lang in stijgende lijn, aan meer dan vijf procent. In Luik volstaan die cijfers evenwel niet om er een officiële helling van te maken en dat zal het verhaal van de dag worden. Na zestig kilometer hebben we de Baraque Fraiture bedwongen en naar wat ik me herinner uit de lessen aardrijkskunde is dat toch één van de hoogste toppen in België. Al zal de eerste officiële helling van de dag pas na tachtig kilometer volgen, als we al meer dan duizend hoogtemeters op de teller hebben.

Het Ardennenoffensief. Of iets wat er op lijkt toch.

Spaarstand

Mijn gevoel in de eerste twee uren is niet echt super. Een beetje overmand door stress voor het onbekende of onzekerheid om eigen kunnen. En het gevoel in de benen tijdens de eerste helling – die er dus geen is -, is ook al niet fantastisch te noemen. Gelukkig weet ik dat een gevoel op de fiets wel eens durft om te slaan in de loop van de dag. En gelukkig ontbreekt het me niet aan goesting en optimisme. De zon is mijn bondgenoot en we rijden vandaag ook ruim 130 kilometer bergaf. Bij de eerste bevoorrading gaat de Garmin op spaarstand, prima tip van Jasper. Het scherm valt daardoor uit, maar de Garmin blijft registeren en enkel als je erop tikt krijg je nog info te zien. Niet meer voortdurend turen naar kilometers die slechts tergend traag oplopen en meer focus op het fietsen zelf. Dat schept rust en ook de power bank heb ik straks niet nodig. Bovendien naderen we nu snel Bastogne. Dat duikt in deze klassieker weliswaar een stuk voor halfweg op, al is het mentaal toch een opkikker. Tijdens een zichzelf opdringende plaspauze kort voor dit keerpunt, rijdt een fietser me vanuit de andere richting tegemoet. “Do you speak English, sir?”, vraagt de Brit. “I’m doing 150 K, do you know where the split is?”. De man merkt mijn aarzeling op en trekt bleek weg. “Well, euh, we’re 3 K away from Bastogne, I’m afraid…”, vertel ik hem de waarheid. De arme man heeft de afslag gemist en staat voor een mooie uitdaging. Met een bedrukt gezicht zet hij zijn terugtocht in.

Ook in de lente charmeren de Ardennen. Met duizend tinten groen en bruin.

Ik zag twee beren…

Vlak voor we in Bastogne het ronde punt nemen, is er de tweede bevoorrading. Ik haal mijn geheime wapen boven: enkele zelf gesmeerde boterhammen, een verademing tussen al de zoete troep. Ik loop er ook Grinta! redactrice Joyce tegen het lijf. Figuurlijk, voor alle duidelijkheid. Wat vanmorgen eerder aarzelend begon, slaat stilaan om in overtuiging. We gaan een stukje samen op weg richting volgende halte: Malmédy. Daarvoor moeten we wel over het eerste muurtje van de dag: de Côte de Saint-Roch in Houffalize. De kleine molen die ik liever nog wat langer had opgespaard moet er aan te pas komen. Als ik echter al een stuk in het parcours als ‘iets eenvoudiger’ mag bestempelen, dan is het wel dit deel tussen de tweede en derde bevoorrading. Er zijn wat licht dalende stukken waar je snelheid kan maken en met een gemiddelde snelheid ver boven het verhoopte, bereiken we Malmédy. We vinden er ook heerlijk warme suikerwafels badend in eigen nat door de zon, zien er de renners voor ons de laatste sportdrank uit de kraantjes knijpen en Kurt zit uitgeteld tegen de afsluiting. Weinig adem, een pijnlijke keel en een stem die het opgeeft. Maar ook doorzettingsvermogen. We halen dan maar cola in de frituur vlakbij. En nog wat gel, uiteraard. Malmédy is de laatste halte voor het echte geweld losbarst.

Met boterhammen en cola kom je een heel eind. Ook in de Ardennen.

Aanbieding van de dag

Het zwaartepunt met Ferme Libert, Rosier en La Redoute komt eraan. En hoe ironisch dat ook mag klinken: ik heb mij nog niet beter gevoeld vandaag. Er rest ons nog een kleine honderd kilometer, ik drijf op mijn wolkje verder en neem de hindernissen naar mijn gevoel vlotjes. Voor ik het goed besef rij ik Remouchamps binnen, Gilbert-land. “Hey, Grinta!, kan ik je iets aanbieden?”, roept een vrolijk aperitievende Vlaming me toe op La Redoute. “Heel erg graag”, antwoord ik al fietsend met mijn fototoestel nog in de aanslag. “Maar ik heb hier eerst een ander katje te geselen.” La Doyenne ademt hier op La Redoute, voor het eerst vandaag, sfeer uit. Tussen de campers, vlaggen en hekken baan ik me een weg naar boven. Uitgeputte fietsers zitten hulpeloos in de berm, twijfelend of het nog wel zin heeft om verder te gaan. Op het steile stuk lijken sommigen aan een wandeltocht begonnen. Eentje probeert het nog eens al fietsend en valt prompt om. Ik voel me goed. Mijn moraal scheert hoge toppen, La Redoute is het mooiste moment van de dag. In Sprimont loop ik – net als bij de vorige bevoorradingen – Joost tegen het lijf. We trokken samen naar de Ronde van Vlaanderen cyclo en bij elke bevoorrading toetsen we even af als de ander L-B-L ook als een stuk zwaarder ervaart. En of de ander ook zo’n vervelende hoest krijgt. Twee keer affirmatief, dat is een geruststelling. Mijn bidons lijken inmiddels wel vastgekleefd aan mijn bidonhouders. De repen en gelletjes ben ik kotsbeu. Mijn schouders en nek doen lastig. Uitgeputte fietsers hangen over de nadar. Gelukkig komt het einde stilaan in zicht.

“La Redoute is het mooiste moment van de dag.”

256-1

Tot vier kilometer voor Saint-Nicholas blijft het parcours groen, tot je rond Sclessin draait in de richting van arbeidershuisjes van weleer en verloederde industriële grootmachten. Het contrast met de afgelopen dag is zo groot dat het ook weer zijn charme krijgt. Ik zit met huisnummer 256 in mijn hoofd, waar VDB destijds voorspelde aan te vallen. Bij het opdraaien van Saint-Nicholas merk ik huisnummer één op. Dwaas, maar aan dat scenario had ik niet gedacht. De voorziene demarrage wordt één groot neerploffen in het zadel. Nummer 256 ligt dus een eind hogerop en deze helling is een stuk langer dan voorzien. Af en toe valt er wel eens een opgestoken duim of een applausje te bespeuren van buurtbewoners die dit spektakel wel kunnen smaken. Boven zijn er zowaar nog wat kasseien, hergroeperen we en duiken met ons viertal richting centrum Luik. De finish loopt uiteraard bergop. We fietsen tussen druk verkeer en gaan niet onder de officiële aankomstboog. Aankomst in mineur.

Eén hand in de lucht lukt nog net.

Over de acht kilometer die me nog resten naar de Halles des Foires kan ik kort zijn: die zijn er teveel aan. De aankomst is wel een mooi moment. De vier mannen die vijftien uur eerder in hun koersbroek pannenkoeken aten, bollen bij het vallen van de avond over de streep. Ik wil m’n beide handen in de lucht gooien, al voelt dat niet stabiel aan. Eén hand lukt nog net.

Het vat is af en de pijp is uit bij Jasper, maar die finishersmedaille hangt wel netjes om zijn nek te bengelen.

Een T-shirt met het opschrift “I want to ride my bicycle” vind ik op dit moment zwaar overdreven, dus wil ik gewoon mijn waarborg terug. Ik koop er een pak cola’s mee, maar heb niet door dat ik daarvoor bonnetjes nodig heb. De vriendelijke ober gaat zelf de tickets halen en trakteert me op een high five en een gratis cola. Ik eet tegen m’n gewoonte een verlept broodje met een veel te grote worst en laat me neer ploffen op één van de plooistoelen buiten. Terwijl de schemering zich verder doorzet aan de Maas, neemt de fierheid het over van de vermoeidheid.