Deel dit artikel:

Memorial

Zondag 7 september. Ik word wakker en vermoed achter het slaapkamergordijn onaangenaam weer. Het is erger. Het is ronduit pokkenweer. Meteen flitst me mijn roekeloze belofte om deel te nemen aan de Memorial Briek Schotte – die op die zondag 89 zou geworden zijn – door het hoofd. Een intiem en symbolisch tochtje georganiseerd door de Vriendenkring der Flandriens, met start en aankomst in Oudenaarde en met Kanegem, Desselgem en Waregem als pleisterplaatsen. Ik had me tot een toezegging laten verleiden na het nuttigen van drie blonde Tongerlo’s en in de verwachting dat op 7 september de Indian Summer zou beginnen.

Valt dat even tegen. Als versteend sla ik vanuit de badkamer de gietende regen gade. “Hier ga ik niet met een fiets door”, zeg ik met een grafdelverstem. “Ge kunt hier alleen maar ziek van worden”, zegt mijn bezorgde echtgenote. Dat ze mijn inzicht beaamt, stelt me enerzijds gerust. Maar het irriteert me ook. Vindt ze mij misschien niet mans genoeg om dergelijk Flandrienweer te trotseren?

Voor alle zekerheid neem ik toch fiets en koerskledij mee richting Oudenaarde. Je weet maar nooit dat het weer omslaat. Ik hoop vooral dat ik er gelijkgestemden zal aantreffen die net als ik een tocht van 80 km in apocalyptische omstandigheden totaal onverantwoord vinden. Iedereen is present. Straffer nog: de meeste staan al popelend klaar in koersplunje. Hier en nu beginnen te zemelen over hondenweer zou tot onherstelbaar gezichtsverlies leiden. Met een verwrongen gezicht simuleer ik enig enthousiasme. “Hé, voor een eerbetoon aan Briek kon het weer niet beter zijn”, meesmuil ik. “Echt Flandrienweer.”

Inwendig vloek ik me te barsten. Bij de start regent het niet meer. Het giet water alsof er boven een reusachtig zeil is doorgescheurd. De grens tussen aarde en lucht is verdwenen, alles is nat en grijs.

Nu ben ik als wielertoerist een rabiate Einzelgänger, die uit vrees te worden kapotgereden het ‘Alleen uit, alleen thuis’-principe huldigt. Ik ben altijd mijn eigen winnaar. Rijden in groep is voor mij nieuw. Rijden in groep terwijl Briek daarboven grinnikend alle hemelsluizen heeft opengezet is helemaal revolutionair. En het is ook een angstdroom.

Ik waan me in een moderne douche: het water komt niet alleen van boven maar ook van voor mij, uit het wiel van mijn voorrijder. En, te voelen aan mijn achterwerk, moet er ook langs achter een sproeikop actief zijn.

Voor mijn ogen is de wereld herleid tot een tranendal. Water in al zijn vormen, van damp over stuifdropjes tot spetterdruppels. Ik kies mijn weg meer op gevoel dan op zicht. Gelukkig rijden rond mij enkele ervaren rotten die het klappen van de weergodenzweep kennen.

Tussenstop Kanegem. Onder een slagregen poseren voor het standbeeld van Briek. Ik vermoed een lichte glimlach om zijn bronzen mond. De barmhartige burgemeester offreert ons een Kanegems bruintje. Het bier zakt als kokend lood in mijn benen. Nog veertig kilometer te gaan en de zekerheid dat ik nooit nog Oudenaarde zien zal, nestelt zich als een rat in mijn ingewanden.

Zombiegewijs gaat het verder, op automatische piloot, voortlevend op reflexen: het zog van een ander is een reddingsboei waar je aan vasthoudt alsof je leven er van afhangt. De vermoeidheid verbuigt mijn werkelijkheid. Zijwind blijkt nu permanent op de kop te zitten, vals plat wordt Koppenberg, een tempoversnelling is een demarrage. Iets in mij, dat niets met mezelf heeft te maken, buigt echter niet. Is het de vrees voor de afgang?

Mijn bloedeloos hoofd zoekt bij het binnenrijden van Oudenaarde geen antwoorden meer. Er is alleen het vage maar onuitsprekelijke genot dat je het hebt gehaald. Misschien moet ik me toch maar tot een wielerclub of een fietsgezelschap bekeren. Fietsen in groep haalt iets in je boven waar je alleen niet toe in staat bent.

(Rik Vanwalleghem, Grinta! 10, 2008)

Gerelateerde artikels

NEW IN!

T-SHIRT

FIRE 4 YR RIDE