Deel dit artikel:

Strade Bianche: witte wegen, zwarte vlekjes

"Of ik geen zin had om op een nieuwe gravelbike van Trek de Strade Bianche te rijden?" Wat voor vraag is dat nu weer? Te vergelijken met een kleuter treiteren met het voorstel of hij misschien een snoepje wil. UITERAARD wil die kleine een snoepje en UITERAARD wil ik de Strade Bianche rijden. Zelfs al was het op mijn grootmoeder haar velo, maar die nieuwbakken klassieker moet en zal ik eens gereden hebben.

Bij granfondo’s is het zoals met de vrouwen: voor de schoonste moet je wat meer moeite doen. In mijn geval moet ik voor de Strade Bianche verduveld veel moeite doen. Op vrijdagnamiddag gaat mijn vlieger letterlijk en figuurlijk niet op omwille van een halve centimeter sneeuw op Zaventem. Chaos van Brussel tot Tokyo en na 4,5 uur staan schilderen in de luchthaven vertrekt de sigaar dan toch richting Zürich. Waar ik mijn aansluiting naar Firenze uiteraard feestelijk mis en drie uur mag aanschuiven om een nieuw ticket te krijgen. De technische presentatie van de nieuwe Trek Checkpoint is al lang beëindigd in Siena als ik om 1 uur ’s nachts mijn hotelkamer in Zürich naar binnen sjok. Zonder bagage want die zijn de anders zo stipte Zwitsers een heel klein beetje kwijtgeraakt.

De volgende dag lukt het dan toch om kort na de middag van Zürich naar Firenze te vliegen en ik heb op het tarmac naast ons vliegtuig mijn koffer zien staan, dus dat gaat ook goed komen. De eerste poging tot landing in Firenze wordt abrupt afgebroken omdat het zo hard regent dat de piloten de landingsbaan niet zien liggen. We blijven een half uurtje boven Toscane cirkelen en als het even wat minder hard regent slagen de piloten er dan toch in om de kist aan de grond te zetten. In de taxi houdt collega Tommy me per SMS op de hoogte van de heroïsche prestaties die Benoot en Van Aert op de bruine wegen aan het leveren zijn en als de taxi zich hopeloos vast rijdt in het verkeer rond Siena, twijfel ik geen moment en wip uit de auto. Vierhonderd meter verderop gaan de renners de laatste vijf kilometer van de Strade Bianche in en ik schreeuw me schor voor elke renner die ik zie passeren. Als ik evenwel merk hoe afgepeigerd die topfitte profs zijn, dan slaat de schrik me om het hart. Wat gaat dat morgen geven, op een fiets die ik niet ken en met een heel matige conditie?

’s Avonds gaan we met de tien uitgenodigde journalisten nog even langs bij het Trek – Segafredo team waar niet meteen een feeststemming heerst. Om uiteenlopende redenen viel hun Strade Bianche compleet in het water. “Dit was waarschijnlijk de zwaarste wedstrijd uit mijn carrière”, oppert Fabio Felline, waarop we meteen het pand verlaten en koers zetten naar ons hotel. Een paar uur extra slaap zal morgen van pas komen.

De volgende ochtend start de Granfondo Strade Bianche om 8.30 uur en om 8.10 uur neem ik voor het eerst plaats op de Trek Checkpoint SL 6 waarmee ik vandaag zal rijden. Het zadel staat ‘ongeveer’ op hoogte en ik had gevraagd om alle spacers boven de stuurpen te plaatsen om toch iets van een sportieve zithouding te bekomen op de gravel bike. In de zadeltas zitten een binnenband, bandenlichters en een CO2-patroon, in het geniep gris ik nog een multitool mee zodat ik tijdens de rit indien nodig nog aanpassingen aan de positie kan doorvoeren. Want om op zo’n fiets die je niet gewoon bent meteen 140 kilometer door Toscane te gaan kachelen, da’s altijd linke soep…

Alle Trek-genodigden staan in het startvak 500-1000, lekker vooraan dus. Naar goede gewoonte erger ik mij blauw aan de speakers die zo vroeg in de ochtend met geroep en getier door hun microfoons proberen om de sfeer er in te brengen. Kunnen ze wat mij betreft meteen huiswaarts sturen, zo’n roeptoeters. Laat mij ’s ochtends maar zelf op toeren komen en voor de motivatie zorg ik zelf wel. Al valt dat vandaag een beetje tegen want ik heb er geen al te goed oog in. In de Granfondo Strade Bianche zitten immers slechts 35 kilometer grintwegen op een totaal van 140 kilometer en ik weet nu al dat die 35 mm brede Schwalbe G-One gravelbanden niet mijn beste vriendjes zullen zijn op de honderd kilometer asfalt die we voor de wielen geschoven krijgen. Daarenboven heb ik geen idee van de lastigheidsgraad van het parcours (mijn legendarische voorbereiding altijd…) en heb ik zonet te horen gekregen dat deze namiddag om 16 uur de taxi mij ophaalt om me naar de luchthaven te brengen. Wat betekent dat ik zeker om 15 uur binnen moet zijn en er weinig ruimte is voor lekke banden en ander mechanisch onheil.

Met vijfduizend deelnemers is de Granfondo Strade Bianche een evenement dat net iets meer dan twee man en een paardenkop lokt…

Vanaf het oud fort van Siena rijden we bergaf de stad uit en de deelnemers winden er geen doekjes om want het gas gaat meteen in de hoek. Ik beland in een pelotonnetje dat flink vaart maakt en op de asfaltwegen moet ik stevig gas geven om mijn positie in de groep te handhaven. We vlammen Paolo Bettini voorbij en ook Trek-Segafredo prof Mads Pedersen. Die brave Deen zag gisteren af bij de beesten in de Strade Bianche, maar aangezien Trek titelsponsor is van de Granfondo Strade Bianche mogen alle profrenners hier de eerste vijftig kilometer meerijden. Het zal je job maar wezen, heb je je gisteren compleet verrot gereden, mag je de volgende dag al omwille van de marketing opnieuw die klotegrindwegen op…

Grote plassen langs de witte wegen herinneren aan het noodweer waarin de profs gisteren moesten koersen.

De eerste grindstrook dient zich aan en de Italianen in mijn groep knokken zich letterlijk naar voren, het lijkt wel alsof de finish van de wedstrijd al over een paar kilometer volgt. Waarna ze verschroeiend hard over de aangestampte aarde vlammen, tientallen bidons alle richtingen uit vliegen en de lekke banden niet te tellen zijn. Geen zorgen voor mij evenwel want voor deze grintwegen zijn de Checkpoint en de G-One banden gemaakt. Reden we het eerste half uur vooral bergaf en lichtjes golvend, dan komen er nu wel al wat hellingen in het parcours. Op de stroken van vier-vijf procent waar de mannen op hun lichte racefietsen met het groot mes naar boven rammen moet ik alle zeilen bij zetten om de groep bij te houden want de zwaardere wielen en banden vragen beduidend meer energie om op tempo te blijven. Als het echt steil bergop gaat -zowel op de weg als op de gravelpaden- is het verschil kleiner omdat ik dan op een piemelverzetje naar boven kan peddelen. Bij de eerste bevoorrading vul ik de bidon en scharrel ik wat proviand mee. Vlak naast Jasper Stuyven ontdoe ik mij van mijn handschoenen, haal ik het koerspetje van onder mijn helm en rol ik de armstukken naar beneden. Het weer valt immers reuze mee en ik moet dringend wat kleding afgooien om te voorkomen dat ik oververhit. Ik maak van de stop gebruik om me bij Stuyven te verontschuldigen. “Klote dat jullie gisteren in zo’n rotweer moesten rijden en wij vandaag zo’n mooi weer aangeboden krijgen. Het leven is niet eerlijk.” Brave Jasper kan er om lachen, zelfs na zijn rotdag van gisteren.

Door de regen van gisteren liggen de Strade Bianche er perfect bij. Het vocht is netjes in de kiezel en aarde gedrongen zodat een stevig wegdek is ontstaan. Slechts hier en daar nog een beetje glibberig, maar meestal prima berijdbaar. Alleen moet je uitkijken voor de remknippen en de ‘potholes’, ronde gaten in de bestrating waar je zomaar een koersbandje op lek rijdt. Al brengen ze de Schwalbe G-Ones allerminst in de problemen. Na de splitsing van de mediofondo en de granfondo volgt halfweg de rit een lang verbindingsstuk over glooiende Toscaanse asfaltwegen. Ik zit in een groep van een man of vijftig en er wordt verdraaid stevig doorgereden. Ik zou willen dat het wat trager ging, maar mij laten uitzakken is geen optie want dan kom je moederziel alleen tussen een paar grote groepen te zitten en verstook je gegarandeerd nog meer energie. Dus kop en kas, tanden op mekaar, grinta tonen en ja, een paar keer vloeken ook. Een 9,5 kilometer lange grintstrook toont ons het mooiste van Toscane want we klimmen naar een heuvelrug en blijven daar dan een paar kilometer op door surfen. Het panorama is om vingers en duimen bij af te likken, al zie ik hier en daar ook al een paar zwarte vlekjes…

De hellingen zijn ondertussen beduidend nijdiger geworden en omdat de lamp van de energievoorraad al een paar keer aan het knipperen gegaan is, tracht ik op de heel steile stukken zo soepel mogelijk op een licht verzetje naar boven te rijden. Niet evident want de Shimano Ultegra achterderailleur loopt niet feilloos over de kransjes en durft al eens een kroontje over te slaan bij het schakelen, wat steevast voor een flinke klap op de spieren zorgt. Ik laat ‘mijn’ peloton rijden en in de tien kilometer dat ik in mijn eentje rij, probeer ik vooral van de omgeving te genieten, te eten en wat te recupereren. Straks komt er vanuit de achtergrond ongetwijfeld een nieuw peloton aan gedenderd en daar hang ik mijn wagonnetje dan wel bij aan. En zo geschiedt.

Schitterend landschap, maar verdomd lastig om doorheen te fietsen.

Even voor de derde bevoorradingspost ligt na 110 kilometer een verschrikkelijk steile klim en schiet de kramp er in van mijn kleine teen tot mijn oorlel. Doorrijden heeft geen zin, dus maar even voet aan de grond om de krampen er zo goed en zo kwaad uit te stretchen. Dat lukt wonderwel en op een prutsverzetje rij ik verder tot de bevoorrading waar ik de tijd neem om de spieren wat te rekken terwijl een mecanicien de achterderailleur onder handen neemt. Wat evenwel op niks uitdraait want de Italiaan komt molenwiekend terug met de mededeling dat hij het niet beter krijgt. De volgende kilometers zal blijken dat hij geen woord gelogen heeft. De combinatie van de vermoeidheid, de wispelturige achterderailleur en de verdraaid lastige finale van de Strade Bianche drijft me naar de limiet. Op de supersteile gravelklimmen is het harken om zelfs op 34 x 34 naar boven te krasselen en ik kan me wel voor de kop slaan dat ik de eerste twee uur van de rit met het gas vol open gereden heb. Da’s het soort beginnersfouten die je op je 41ste en na 25 jaar op de fiets niet meer zou mogen maken. Maar ach, “if it doesn’t kill you, it makes you stronger” en als de brandstoftank leeg is kan je nog altijd een heel eind komen op grinta. De laatste paar tientallen kilometers vind ik steun bij een paar landgenoten die hun beste pijlen ook al verschoten hebben en het beetje adem dat we verspillen aan woorden weegt niet op tegen de mentale boost die we mekaar geven.

Die legendarische laatste loodjes ook altijd…

We passeren het bordje ‘Siena’ en ik kom voorbij aan de plek waar ik gisteren langs de straatkant voor Benoot, Van Aert en andere Devolders supporterde. En nu snap ik waarom die gasten hier ook op het tandvlees, maar wel op de grote plaat naar boven reden. Ik ben al een tijdje aan mijn tandvlees bezig, de grote plaat komt er steeds minder aan te pas. Van de televisiereportage weet ik dat de laatste kilometer naar het Piazza del Campo belachelijk zwaar is en ik pep mij mentaal op om nog een laatste keer door de muur te gaan om … de muur op te geraken. Tot de stadspoort is het nog te doen, daarna loopt de weg kaarsrecht en gruwelijk steil omhoog. Ik klem het stuur in mijn handen, hijs me naar boven en zie vlak voor de laatste bocht Pieter – Bike King- Rutten langs de weg foto’s zitten maken. De laatste paar honderd meter zijn licht dalend en dan het indrukwekkende Piazza del Campo in zicht krijgen zorgt toch voor een kropje in de keel. Dolblij dat ik deze 140 kilometer lange neo-klassieker in iets minder dan vijf uur tot een goed eind heb gebracht, trek ik naar het hotel voor een snelle douche, een nog snellere hap en een ultrasnelle taxirit naar de luchthaven van Firenze. De terugreis verloopt gelukkig een pak sneller dan de heenreis, al rest me meer dan genoeg tijd om te bedenken dat het niet bij deze ene deelname aan de Strade Bianche zal blijven.

Het testverslag van de Trek Checkpoint SL6 waarmee ik de Strade Bianche reed, lees je hier.

Gerelateerde artikels

NEW IN!

T-SHIRT

FIRE 4 YR RIDE