Deel dit artikel:

24 uur op de mountainbike: de langste dag

Het ene artikel laat zich al wat gemakkelijker schrijven dan het andere. Soms ligt het aan de inspiratie, een andere keer is het omdat een verhaal technisch ingewikkeld is en je de juiste termen niet vindt. Deze keer speelt mijn fysiek mij parten. Na mijn deelname aan de 24-uur MTB-race in Hooglede-Gits zijn mijn vingers nog zo stram dat typen tergend traag gaat en ook mijn onderrug en nek protesteren nog. Maar ach, waar je niet van dood gaat, dat maakt je sterker. Toch?

Het is midden in de nacht van zaterdag 27 op zondag 28 april, iets voor vier uur. Op een paar meter links van mij snort de dieselgenerator die de camping van de 24-uur MTB-race van stroom voorziet, vlak aan mijn rechterkant bespreken de mannen van Team Velo’s Koen welke van de teamleden de volgende ronde voor zijn rekening zal nemen. Met mijn winterfietskleding aan lig ik te rillen van de kou in mijn slaapzak, het dunne slaapmatrasje dat ik bij heb slaagt er niet in de koude die vanaf de grond komt af te blokken. De harde wind snokt lustig aan de touwen van mijn tent terwijl de regendruppels op het buitenzeil neer slaan. Ik moet dringend plassen, maar het is geen weer om een hond door te jagen dus moet die hond maar binnen plassen. Ik herinner mij een kampeertip van ex-P-magazine collega Jeroen Denaeghel, schroef de dop van mijn bidon en giet hem leeg in mijn voortent. Waarna ik op mijn knieën ga zitten en de bidon 37° warm voel worden. Als er iemand een slechter moment kan bedenken om keiharde krampen te krijgen in de beide hamstrings, uw suggesties worden met dank aanvaard op bart@grinta.be …
Eens de krampen er min of meer uit gestretcht zijn en ik mijn natte slaapzak binnenstebuiten heb gekeerd, sta ik op. Tijd voor deel 2 van mijn eerste 24-uur MTB-race.

Professioneel en warm

Aanvankelijk organiseerde T24 (want zo heet de VZW die instaat voor het evenement) de 24-uur MTB-race in Torhout, maar heel uitdagend was het parcours daar niet. En dus verhuisde het hele gebeuren na twee edities naar de Dominiek Savio-campus in Hooglede-Gits, het domein waar in 2007 het WK-veldrijden werd georganiseerd en Erwin Vervecken na een spectaculaire wedstrijd met de regenboogtrui naar huis mocht. Mijn fietsmaatje Koen is nogal fan van het evenement dat dit jaar al aan zijn zevende uitgave toe was en na onze gezamenlijke deelname aan de laatste Drenthe 200 (dat verhaal lees je hier) had hij al snel mijn aandacht voor de 24-uur MTB-race van Hooglede-Gits. Het eerste contact met de organisatie is professioneel, enthousiast en warm tegelijk, een eerste indruk die het hele weekend moeiteloos stand zal houden. Hoewel de race van zaterdagmiddag 13 uur tot zondagmiddag 13 uur loopt, begeef ik mij al op vrijdagavond een eerste keer naar de Dominiek Savio-campus om mijn tentje op te zetten.

De gele gereedschapskist

Bij aankomst blijkt meteen dat T24 deze organisatie al netjes in de vingers heeft: tijdelijke parking voor het laden en lossen van de tenten en andere spulletjes, een bewaakte autoparking wat verderop, geen lastige discussies bij de inschrijving en heel duidelijke instructies over waar mijn tentje mag komen. Maar altijd wel met de glimlach en een ‘veel succes dit weekend’ er achteraan. Omdat ik er voor het weekend een beetje alleen voor sta, mag ik een beroep doen op de faciliteiten van Koen en zijn negen kornuiten van Team Velo’s Koen. Ik help hen op vrijdagavond nog met het opzetten van de redelijk indrukwekkende teamtent (5 x 10 meter, asjeblieft) en er worden zelfs verwarmingstoestellen en een microgolfoven aangevoerd. Als de tentenbouwers de geleverde arbeid afsluiten met een flesje uit de ‘gele gereedschapskist’ (Jupiler dus), keer ik huiswaarts en kruip in bed.

Zolang ‘het’ maar op een mountainbike rijdt, mag iedereen meedoen. Dus profs zoals Jens Keukeleire en halve families op een fatbike tandem.

Recreanten en profs

De parcoursverkenning hou ik voor na de briefing op zaterdag om 11.45 uur en het rondje van iets meer dan vijf kilometer bevalt mij wel. Veel singletrack door de bossen zodat we toch een beetje beschut zitten voor de stormwind die voor de volgende nacht wordt voorspeld. Eén pittige afdaling, één vervelend ‘sluimerend’ klimmetje en een zandbak waarvan ik hoop dat er een goed spoor zal worden gereden. En iedere ronde over drie houten schansjes door de feesttent is goed voor vijftien seconden dolle pret. Iets voor 13 uur verzamelen de 25 solorijders en de 61 eerste racers van de teams voor de start. Ieder jaar slagen de beste ploegen er in om wel één of andere grote naam te strikken. Bij de start zie ik ex-veldritprof Klaas Vantornout als een komeet naar voor schieten, later in de namiddag zal Jens Keukeleire mij in het veld een aantal keer voorbij komen gevlamd.

Op weg, op zoek

Van ergens halfweg het startveld vertrokken, ga ik in de eerste rondes op zoek naar de ideale lijnen én een goed tempo. Ik kom uit bij 21,7 kilometer per uur en neem mij voor om elke vijftig kilometer een korte pauze in te lassen. Als ik in de derde ronde mijn achterband zoetjes aan voel leeglopen, moet ik echter vervroegd naar de servicetent van Velo’s Koen. Niet dat het mij veel tijd kost: reservewiel er in en weer op pad. Ik maak er mij ook niet druk in, op 24 uur tijd zal dat minuutje het verschil niet maken. Bij de teams wordt daar duidelijk anders over gedacht want die rijden schandalig hard door. Iedere keer ik als tragere solorijder door een snellere teamrijder word ingehaald, probeer ik zo goed als mogelijk plaats te maken en dat wordt door de snelle jongens bijna altijd geapprecieerd. Slechts een paar deelnemers hebben de spirit van het evenement niet begrepen (alles is voor de eer, er is geen prijzengeld en eigenlijk is het niet eens een wedstrijd) en willen op de meest onmogelijke plaatsen inhalen, maar gelukkig is dat een absolute minderheid.

Op de smalle paadjes haal je zo’n traktor met een Brit aan het stuur niet gemakkelijk in. Maar een beetje hoffelijkheid doet altijd wonderen.

Zandkasteel

Bij mijn eerste korte pauze na vijftig kilometer neem ik twee verse bidons, ram twee sandwiches naar binnen en vul mijn achterzakken weer met proviand. Een snelle consultatie van een weer-app leert dat er voor de nacht en de vroege ochtend veel regen voorspeld wordt, en op basis van die informatie pas ik mijn strategie een beetje aan. Was ik aanvankelijk van plan om zo veel mogelijk uren op de fiets te blijven om met een lage gemiddelde snelheid toch zo veel mogelijk kilometers te maken, dan bedenk ik dat het beter is om maximaal gebruik te maken van de droge omloop en pas te pauzeren als de regen valt. Van kilometer vijftig tot kilometer honderd valt er verder niet zo veel te melden, behalve dat de passage door de zandbak steeds lastiger wordt. Er ligt jammer genoeg geen spoor, maar een amalgaam aan sporen dat alle kanten op schiet. Daarenboven is het zand door de droogte heel mul zodat je er geen steun in vindt. Als ik na zeventig kilometer niet helemaal door de zandbak geraak en ook niet tijdig uit kan klikken, ga ik er bij liggen en schiet er een kramp in mijn linker kuit. Vanaf dan opteer ik voor een korte looppassage door de zandbak, liever zo dan het risico te nemen van nog eens om te kukelen met een lading verse krampen tot gevolg.

Links de situatie die ik wil voorkomen. Rechts de weinig creatieve oplossing.

“Goed bezig”

Lijkt het mentaal slopend om 24 uur rondjes te draaien op een omloop van slechts goed vijf kilometer, dan valt dat in werkelijkheid prima mee. Vooral omdat er zo veel sfeer is rond het parcours. Alle deelnemers hebben een gepersonaliseerd stuurbord zodat alle medewerkers en de toeschouwers je consequent bij je voornaam kunnen noemen als ze je aanmoedigen. En hoe futiel dat ook lijkt, elk van die aanmoedigingen doet deugd. Iedere keer ik langs organisator Mike (zie foto hiernaast) passeer, krijg ik “Goed bezig, heel strakke en stabiele rondetijden” te horen. Eén keer neem ik de tijd om hem een antwoordje toe te roepen: “Merci, het is plezant”. Want ik ben mij hier echt wel aan het amuseren. Solorijders die mekaar inhalen of dubbelen wisselen kort een paar woordjes, vaak om mekaar moed in te spreken. Bij de teams is het aandoenlijk om te zien hoe die in de competitie opgaan. Elk met een eigen strategie en met een georchestreerde chaos in de wisselzone tot gevolg.

Blauwe lichtjes

Vanaf 21 uur moet iedereen verplicht met verlichting rijden en als ik iets voor 20.30 uur binnenga voor mijn pauze na 150 kilometer, monteer ik het blauwe achterlichtje dat ik van de organisatie gekregen heb. “Daarmee is elke solorijder herkenbaar voor de deelnemers die lid zijn van een team zodat jullie onderweg wat meer aanmoedigingen krijgen”, luidt de theorie achter de blauwe achterlichtjes. Ik ruil de kniewarmers voor beenwarmers en trek een extra windvestje aan want de temperatuur is al flink aan het zakken. Mijn bidons zijn leeg, maar de achterzakken van mijn shirt puilen nog uit van het eten want in de voorbije vijftig kilometer heb ik geen hap gegeten. In de eerste uren van de wedstrijd heb ik geprobeerd om zo regelmatig mogelijk te eten, maar vermoedelijk ben ik daarbij iets te enthousiast geweest. De overdaad aan voeding en de iets te diepe zit op de fiets (waardoor mijn maag wat gekneld zit) zorgen er voor dat ik mijn voedsel niet verteerd krijg. Door tussen kilometer 100 en 150 enkel te drinken, wou ik mijn maag toch een beetje rust gunnen en dat heeft blijkbaar gewerkt want als de nacht valt kom ik onder stoom.

90% van de omloop is niet verlicht. De gevaarlijke afdaling staat wel in de schijnwerpers en op de klim in het bos is er sfeerverlichting om de pijn te verzachten.

Waar is da feestjeeeeuh?

Ondertussen is de party in de feesttent los gebarsten en was ik niet aan een wedstrijd bezig, ik zou mijn fiets tegen het tentzeil parkeren om een dansje te ‘placeren’. Ik amuseer mij dan maar door bij elke passage door de tent op de laatste schans een sprongetje te maken en iedere doortocht in de feesttent bezorgt me een nieuwe soundtrack voor de volgende ronde. De ene keer is Whitney Houston op zoek naar iemand om mee te dansen, twee rondes later vraag Headaway zich af wat liefde nu eigenlijk is en zo rijg ik ronde na ronde aan mekaar, telkens met een vers liedje in mijn hoofd.

Op schema

Om middernacht rond ik de kaap van de tweehonderd kilometer en bedenk dat ik op schema lig om mijn doel te halen. Voor mezelf had ik immers bepaald dat ik in de 24 uur minstens driehonderd kilometer wou rijden. Met nog veertien uur voor de boeg heb ik al twee derden van die afstand afgelegd, dus dit kan en mag niet meer fout gaan. Extra goed nieuws is dat het nog altijd niet regent, dus eet ik wat, stop verse bidons in mijn drinkbushouders en ga weer op pad. Pas een dik uur later gaan de hemelsluizen open en trek ik naar mijn tent. Met 227 kilometer op de teller en een vijfde plaats in de tussenstand bij de solorijders. Voor ik mij drie uur te rusten leg, ga ik nog op zoek naar een fles chocomelk of een recuperatieshake om mijn lichaam tijdens de korte nacht te laten herstellen, maar ik vind jammer genoeg geen van beide.

De Poggiobikers slaagden er als snelste ploeg in om 109 rondjes te rijden. Kristof Declerck reed er solo een verbluffende 83.

En toen werd alles anders

Als ik om vier uur uit mijn tent strompel, is alles anders. De koude van de nacht heeft al mijn spieren doen verstijven, mannen van Velo’s Koen die de tent binnenkomen na hun snelle ronde zitten helemaal onder de modder en mijn maag en darmen liggen compleet overhoop. Ik slaag er met veel pijn en moeite in om twee sandwiches door te spoelen met een kop dampende koffie en trek mijn regenoutfit aan. De strategie is nog altijd dezelfde als gisteren: bij goed weer heb ik zoveel mogelijk kilometers gemaakt, in de regen moet ik nu voor de extraatjes zorgen. Ik neem mezelf voor om traag te herbeginnen, kwestie van mezelf de tijd te geven om te wennen aan het parcours dat er anders bij ligt en om mijn motor zich op gang te laten trekken. Het lukt niet. Ik rij niet traag, ik ben aan het kruipen. De bovenste centimeter van de bodem is spekgladde modder, daaronder zitten nog altijd de uitgeharde sporen na maanden van droogte. Als een dronken matroos schuif ik over het parcours. Tussen het boeren door kan ik af en toe eens adem halen, de slagregen geselt mijn gezicht. Al na drie ronden zoek ik weer de servicetent van Koen & Co op want dit is geen doen. Ik wil verder, maar weet niet hoe. Ik moet een oplossing vinden, maar weet niet waar. Minutenlang zit ik met mijn hoofd in mijn handen, piekerend over wat zou kunnen helpen. Eventjes twee vingers in het keelgat en met een lege maag herbeginnen? Gewoon rusten en wachten op een mirakel? Optie 1 lukt niet want er komt niks uit. Optie 2 dan maar, al is er niet meteen beterschap in zicht. Tegen 6 uur sukkel ik naar de feesttent, op zoek naar wat frisse lucht en het ontbijt dat de organisatie voor iedereen klaar heeft. Terwijl de bemodderde deelnemers over de schansen in de tent denderen, ga ik de strijd met een rijsttaartje aan. Het ziet er verduiveld lekker uit, maar het kost mij meer dan drie kwartier om het weg te kauwen. En dan nog heb ik het gevoel alsof het halfweg mijn slokdarm blijft zitten.

Mirakels bestaan niet

Dus ga ik terug zitten en ik wacht op mijn mirakel van Hooglede-Gits. De regen blijft met bakken tegelijk uit de lucht vallen en de deelnemers zijn inmiddels veranderd in onherkenbare slijkduivels. Wie in een team rijdt, kan na zijn snelle ronde zijn fiets een wasbeurt geven, maar die luxe is de solorijders niet gegund zodat zij met een ultra zware fiets door stampen. Al valt het mij op dat er nog maar weinig solorijders in het zadel zitten. Verschillenden hebben blijkbaar dezelfde strategie als ik gehanteerd en vermoedelijk liggen er een aantal op apegapen, vermoeid door de inspanningen van gisteren en gedesillusioneerd door het weer van vandaag. De reacties van de teamrijders die in de voormiddag binnenkomen na hun rondje variëren van “Het is de max, het glibbert en glijdt langs alle kanten” over “Nu is het toch wel écht zwaar aan het worden”. Mijn mirakel komt niet en stukje bij beetje palmt de ontgoocheling mij helemaal in. Mijn verhoopte driehonderd kilometer haal ik vandaag niet meer en van mijn uitslag lig ik eigenlijk al niet meer wakker. Met nog een uur officiële rijtijd te gaan lever ik mijn transponder in en breek mijn tentje af.

Als het om 13 uur eindelijk gestopt is met regenen, juicht Kristof Declerck om zijn fabelachtige prestatie (83 rondjes van ruim 5 kilometer gefietst, solo!) en vieren de Poggiobikers hun teamoverwinning met een champagnedouche. Ik strand op een tiende plaats. De teleurstelling is groot, de ambitie echter niet weg. Volgend jaar kom ik terug naar dit fantastische evenement. Beter voorbereid en gemotiveerder dan ooit. Schrijf mij maar op, Mike!

Zelf ook eens deelnemen? Alle info vind je hier.

De 100% Getest van de Merida Big Nine XT waarmee ik de 24-uur MTB-race reed, lees je hier.

Tips om een monsteruitdaging tot een goed einde te brengen vind je hier.